Ik houd van gewone Hollandse jongens
Ik houd van gewone Hollandse jongens. De jonge broer van mijn overleden man bijvoorbeeld, ja, jij. Ik mag niet naar jou kijken, maar mijn ogen kijken zonder toestemming, mijn speeksel wordt heet in je buurt. Ik ben ziek, maar niet dood. In de keuken laat ik iets op de grond vallen en op het moment dat ik buk om het op te rapen, weet ik dat ik, net als die lelijke vis uit de documentaire over bijzonder lelijke vissen in de oceaan, niet meer dan een vulva ben. Niemand ziet het, maar mijn door menopauze verstopte poriën zweten stilletjes van een plezier dat niet mag, dat niet deugt. Dus zwijg. Zwijgen en gehoorzamen is niet alleen het patroon van een rustige getrouwde vrouw, maar ook van een weduwe. Na de dood van je broer heb ik weer contact met jullie familie. Jij, met je groene ogen die zo snel tranen verzamelen als we over mijn man, je broer, praten. Ik kijk naar je dunne, ondeugende lippen. Ik weet niet hoe je tong eruitziet. Niet in het echt. Maar als ik niet kan slapen, zoals gewoonlijk de laatste 1095 dagen, deconstrueer ik koortsig je lichaam. Zoveel jonger dan het mijne, schaamteloze weduwe. Bewust dat ik nooit in je armen zal liggen, dat ik altijd mijn blik zal afwenden van je groene ogen. Ik ben een straatkat die per ongeluk binnen is gelaten. En ik heb soms het gevoel dat iedereen dat ziet. Mijn schoonmoeder, die mij niet mag, jouw moeder en de moeder van mijn overleden man en van je nog oudere broer en je twee oudere zussen. Als ik naar jullie kijk, zie ik mijn man. Om duizelig van te worden. Soms wil ik naar het eind van de wereld vertrekken, voor de rest van mijn leven. Om je lichaam nooit meer te zien. Maar dan loop ik je ‘toevallig’ tegen het lijf, zoals nu, bij herdenkingen en verjaardagen, jij, met je groene verdrietige ogen. Mijn schoonmoeder zou zeggen dat ze altijd geweten heeft dat ik niet deugde, maar ik deug. Ik heb tenminste alles gedaan om de vrouw te zijn die mijn man nodig had. Het is me niet gelukt, maar we prijzen ook de goede bedoelingen. Mijn intelligentie heeft me gered, mijn educatie heeft me op de rails gehouden. Niet alleen mijn tepels zijn geëlektriseerd in de buurt van jonge lichamen, al mijn neuronen zijn heter dan normaal is. Ik ben nooit bijzonder mooi geweest, maar ik kon, dankzij mijn brein, verleiden als geen ander. Er is geen man die niet reageert op seksueel getinte opmerkingen over architectuur, bijvoorbeeld. Je hoeft niets seksueels te zeggen, suggereren is genoeg. De freudiaanse trap in de vorm van een spiraal, het woord ‘fallus’ als je het hebt over een slecht geplaatst modern gebouw in het oude centrum, een onschuldige opmerking over huid, en als het nodig is, altijd Paul Valéry citeren, in alle mogelijke situaties die niets met seks te maken hebben: ‘huid is het diepste dat we hebben’. Alles is seksueel, als je dat voelt. En ten slotte, de zware artillerie, waarvoor ik me stiekem schaam tegenover mezelf: citeren direct in het Frans. De manier waarop mijn bovenlip krult op de Franse o is voor niet bijster intelligente mannen het grootste afrodisiacum dat ik in bezit had, zonder het te weten. Nu weet ik het. Maar bij jou heb ik dat nooit gebruikt, niets van dat alles. Want ik heb je lief zoals je het kind liefhebt dat met je eigen kind speelt.
Uit: Gewone Hollandse jongens van Mira Feticu