Mijn vader nam me ’s avonds vaak mee naar onze dorpstuin
Mijn vader nam me ’s avonds vaak mee naar onze dorpstuin en stuurde me zonder zaklamp op pad – en dan vond ik op gevoel de weg, afgaand op de geuren van bloemen en vruchten in de lucht. Dat was mijn vaders idee van leven in oorlogsgebied, overgeërfd van zijn familie, die net zulke verwoestingen had moeten ondergaan: als je in een land woonde waar zo’n geweldscyclus woedde als in het onze, móést je schoonheid wel zien door haar te voelen. Ik vond geen vriendschap en genegenheid in mensen, maar in andere zaken. Net als mijn moeder leerde ik me in mijn jeugd richten naar de talen van de natuur. Hij vond het ook van essentieel belangbdat ik haar liefde voor boeken zou erven. En hoewel hij zelf niet kon lezen enbschrijven, verzamelde hij na haar dood boeken en kwam hij bekend te staan als de analfabete boekenverzamelaar. Zijn mantra was ኵሉ ይሓልፍ ፍቕሪ ትቕጽል – kullu yihalif, fiqri yiterif – alles gaat voorbij, de liefde blijft.
Uit: De zieners van Sulaiman Addonia