2017

Hugo Clauslezing

Van en met en door Tom Lanoye

19/03/17 Antwerpen
Bourla (20.00)
19/03/17 Antwerpen
Bourla (20.00)

Van en met en door Tom Lanoye

Tom Lanoye vertrok voor zijn Hugo Clauslezing vanuit de iconische figuur van Nelson Mandela: zijn overdreven verafgoding, maar ook zijn stuitende verkettering die in grote delen van Vlaanderen nog steeds niet is uitgewoed.

Uiteindelijk had Lanoye vooral de mond vol van twee grote liefdes van hem: Antwerpen en Kaapstad, de twee verzusterde havensteden waar hij zo graag woont. Lanoye’s dagdromen en aanbevelingen zouden niet enkel tot een aangenamer leven moeten leiden, maar vooral tot een beter debat.

Een expliciete link met Hugo Claus legde Lanoye niet, maar diens naam dook onvermijdelijk her en der op. Onze grootste meester is nu eenmaal altijd en overal met alles te verbinden. Bij wijze van eresaluut besloot Lanoye zijn lezing met het voordragen van Claus’ ’Nu Nog’, een van de langste en mooiste liefdesgedichten ooit.

De Hugo Clauslezing was een coproductie van Behoud de Begeerte en Toneelhuis.

 

— TEKST CLAUSLEZING —

 

DE WETSTEEN DIE MANDELA HEET

 

Dit is een fors ingekorte versie van de Hugo Claus-lezing die Tom Lanoye afgelopen zondag uitsprak in de Antwerpse Bourlaschouwburg. Tijdens eerdere edities spraken Gerrit Komrij, Gerard Mortier en Kees van Kooten. De Clauslezing is een productie van Behoud de Begeerte en Toneelhuis.

 

Tijdens de Anglo-Boeren Oorlogen — eind negentiende, begin twintigste eeuw —werden de blanke Afrikaners in Zuid-Afrika door de koloniale Britten genadeloos gedecimeerd. Het waren zij en niet de Duitsers die de concentratiekampen uitvonden, daar en dan, en onder het instemmende oog van de huidige Moeder Teresa van rechts Europa, de jonge Winston Churchill. De vrouwen en kinderen van de oorspronkelijk Nederlandse immigranten werden bijeengedreven nadat hun boerderijen in brand waren gestoken. Het leeuwendeel kwam om door ziektes en uitputting. Hun lijden moest de gevreesde Boerencommando’s doen zwichten. De internationale verontwaardiging was groot. Zeker in onze regio, waar de Vlaamse Beweging net de kop opstak. Net als de Boeren zagen ook flaminganten zich geconfronteerd met een imperialistische grootmacht en dito cultuur, die van de Fransen.

De verwantschap die Vlaamsgezinden koesterden voor de Boeren toen die het slachtoffer waren van onderdrukking, is bij velen later blijven voortbestaan. Ook toen de Boeren in 1948 zelf de architecten werden van een racistische politiestaat die ze Apartheid noemden en die door presidenten ervan steevast als ‘Goede nabuurschap’ werd bestempeld. Het wansmakelijke eufemisme is niet uitgevonden door adviseurs van Donald Trump. Toen de racistische Afrikaners wereldwijd werden uitgespuwd en veroordeeld tot in de Verenigde Naties, leek de blinde steun uit Vlaanderen nog te verharden, zoals iemand die tegen weten in een geliefd familielid blijft verdedigen. Daar komen twee factoren bovenop. Een deel van de flamingantische collaborateurs was direct na de oorlog niet naar Buenos Aires gevlucht, maar naar Zuid-Afrika, waar ze warm werden ontvangen door extreemrechtse organisaties uit het broedervolk. Hun verblijf leverde bijkomende en politiek hechte banden op tussen een deel van de Vlaamse en een deel van Afrikaner bevolking.

Ten tweede: met de komst van de Koude Oorlog, waarvan het begin grofweg samenvalt met de oprichting van het Apartheidsregime in 1948, kwam er gaandeweg ook de strijd tegen het communisme bij, ook op het Afrikaanse continent. De flaminganten en zeker de voormalige Oostfronters onder hen, die zich slachtoffers waanden van een ‘repressie’ — ik ken geen land ter wereld waar het veroordelen van nazi-collaborateurs repressie heet — begonnen samen met hun families een bitter gelijk op te eisen. Ze hadden in Stalingrad en omstreken vooral de goddeloze Sovjethorden willen stoppen. Dat ze daarvoor tegelijk de nazi’s hadden gesteund, leek op de koop toe te gelden. Het ergere kwaad gold Stalin, en voor die Salomonskeuze bleken ze nu overschot van gelijk te krijgen.

Deze dubbelslachtige verdediging werd gespiegeld naar Zuid-Afrika. De Apartheid was misschienniet ideaal, maar onvermijdelijk wilde men de communistische horden van SWAPO en FRELIMOeen halt toeroepen, en heel in het bijzonder het ANC van ‘terrorist Mandela’. Pas als dat gebeurd was, kon men —voorzichtig en mondjesmaat — sleutelen aan de Zuid-Afrikaanse maatschappij. Zo werd de strijd tegen het communisme andermaal het excuus om een segregationistische politiestaat door dik en dun te verdedigen.


****

Die steun ging in Vlaanderen verder dan in de meeste landen. Ik haast me om te benadrukken dat lang niet alle Vlaams-nationalisten erin mee gingen. Mijn respect is groot voor een aantal progressieven onder hen, zoals mijn voormalige stadsgenote Nelly Maes, die in die dagen als ‘nestbevuiler en verrader’ danig onder vuur uit eigen kring kwam te liggen. Het meest opvallende Vlaamse pro-Apartheidsorgaan was Protea, vernoemd naar een prachtige Zuid-Afrikaanse bloem. Deze lobby-machine werd opgericht in 1977, kort na de bloedige revoltes in Soweto, waar twintigduizend schoolkinderen protesteerden tegen de plotse invoering het Afrikaans als verplichte taal, ook in het zogenaamde ‘bantoe-onderwijs’. Tijdens de bloedige repressie — ja, ik gebruik het woord met opzet —werden volgens de politie 176 en volgens latere onderzoekingen bijna 700 kinderen gedood. Onder wie Hektor Pieterson, bekend van een foto die even iconisch werd als die van het verbrande Vietnammeisje uit hetzelfde tijdvak.


Tegen de internationale woede in wilde Protea ‘objectieve informatie’ verschaffen om Zuid-Afrika te beschermen tegen ‘communistische bedreigingen’, lees: de beweging van de gevangen zittende Nelson Mandela. Het was in die periode in Zuid-Afrika verboden om zelfs maar een foto te bezitten van hem. De grootste faam zou Protea verwerven tijdens hun zogenaamde ‘boycottbusting’, nadat in 1986 in de Verenigde Naties een wapenembargo tegen Zuid-Afrika unaniem was aanvaard. Er volgden sportieve, culturele en handelsboycots. Protea daarentegen zette juist alle middelen om ‘de handel tussen de Lage Landen en Zuid-Afrika te promoten’. In de praktijk bestonden die Lage Landen in hoofdzaak uit Vlaanderen, want in Nederland — dat zich erg aangesproken voelde, als ‘thuisland’ van de oorspronkelijke blanke kolonisten — was er een massale en vaak radicale Anti-Apartheidsbeweging opgekomen. Net als in het Verenigd Koninkrijk, waar men zich aangesproken voelde als lid van het Gemenebest, waarvan ook Zuid Afrika deel had uitgemaakt. Weliswaar tot 1961, toen het juist vanwege de Apartheid uit de organisatie was gestoten. Pas na de eerste democratische verkiezingen in 1994 mocht Zuid- Afrika opnieuw toetreden.

In Vlaanderen werd een van de stichtende Protea-leden, Léon Rochtus, vanwege de anti-boycot-activiteiten van Protea bekroond met de hoogste onderscheiding van het Apartheidsbewind. De Orde van de Goede Hoop. Ook andere stichtende leden behoorden tot de fine fleur van de Vlaamse bevolking — ambtenarij, universiteiten, de industrie, de politiek en het bankwezen. Ik noem slechts een handvol, hun functies zijn makkelijk terug te vinden op het net. André VlerickClem De Ridder, Karel Demeulemeester, Karel Dillen, en Bob Maes. Deze laatste was, behalve senator voor de Volksunie, stichter van de later buiten de wet gestelde privémilitie VMO (‘Vlaamse Militanten Orde’). Het was op zijn verjaardagsfeest dat Ben Weyts en Theo Francken in 2014 acte de présence gaven, als respectievelijk kersvers Vlaams Minister en federaal Staatssecretaris. De deining daarover wezen ze fel af. Weyts: ‘Bob is een zeer verdienstelijk Vlaamsnationalist, op en top idealist en democraat.’ Francken: ‘Dit is een onaanvaardbare heksenjacht tegen een 90-jarige.’ Niettemin werd de druk zo groot, ook vanwege de liberale Franstalige coalitiepartner MR, dat Francken zich in het federale parlement halfslachtig kwam verontschuldigen ‘voor de ontstane perceptie’, waarna de tegenwind ging liggen. Wat mij in deze crisette met haar voorspelbare afloop trof was dat niemand van pers of oppositie het oprichten van Protea ook maar vermeldde als een van de wapenfeiten op het palmares van Maes.

Misschien ben ik het, die in een zoveelste vapeur vanwege mijn warmbloedigheid de impact van Protea overschat. Sta me toe dat ik zulk vermoeden probeer te counteren met een voorbeeld uit onze literatuur. Ik heb het over een auteur die ten onrechte in de schemerzone van de bekendheid is beland. Net als Maes is ook hij thans in de negentig: Aster Berkhof. Zijn meesterwerk, geschreven na een reis door Zuidelijk Afrika, verscheen in 1972 en heet Het huis van Mamma Pondo. Een aangrijpende aanklacht over een zwarte familie die in Sophiatown woonde, een hyperdiverse wijk nabij Johannesburg. Op 9 februari 1955 trokken tweeduizend politieagenten, gewapend met revolvers, geweren en knuppels, er binnen om alle zwarte families te verwijderen, ingevolge de ‘Natives Resettlement Act’ van 1954. In de loop van de acht jaar daarna werden de meeste behuizingen afgebroken en heropgebouwd ‘slegs vir blankes’. De regering verwijderde de naam Sophiatown van alle plattegronden en herdoopte de nieuwe wijk met de naam ‘Triomf’. What’s in a name? Ook elders, in Kaapstad bijvoorbeeld, werden gemengde wijken met geweld ontruimd en platgegooid om plaats te maken voor blanke kolonisten.

Bij zijn verschijnen kwam Het huis… in de ideologische cakewalk van de Koude Oorlog terecht, met zijn wederzijdse commentatoren. Een collega-auteur als André Demedts was bijvoorbeeld niet gecharmeerd. Hij recenseerde voor de Standaard toen die krant nog dagelijks het embleem van de IJzertoren afdrukte, ‘Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus’. Demedts trok het waarheidsgehalte van het boek in twijfel en vond dat Berkhof het had moeten opnemen voor ‘een volk, dat ons in de natuurlijke orde der dingen nader ligt dan het andere, en dat ons bovendiennooit iets heeft aangedaan.’ U mag driemaal raden van welke organisatie Demedts een prominent journalistiek lid werd. Protea. Wie vandaag op het net zoekt naar Het huis… vindt bijna uitsluitend positieve reacties. Toch steken er nog steeds enkele negatief bovenuit. Ik citeer kort uit ééntje: ‘De personages zijn simplistisch — elke neger is een goede, elke blanke een slechte. De inhoud krioelt van de onwaarheden, eigen aan partijbladen van de Kommunistische Partij of de Partij van de Arbeid. De Apartheid zelf is een communistische leugen. Dit was al mijn visie na het lezen van Zondebok Zuid-Afrika van senator Wim Jorissen, Berkhof heeft mijn opinie versterkt.’

De genoemde Wim Jorissen was, behalve senator voor wijlen de Volksunie, medeoprichter en ondervoorzitter van Protea. Dankzij Jorissen kunnen we de denkbeelden die toentertijd in een groot stuk van Vlaanderen heersten aftoetsen, want ik bezit een exemplaar van het ruimverspreide Zondebok Zuid-Afrika. Een positieve balans (1980, Uitgeverij Lannoo). Het bevat een aantal behartigenswaardige nuanceringen en beschrijvingen, maar de algemene toon is paternalistisch, laat-koloniaal en lachwekkend leugenachtig. ‘Zuid-Afrika is helemaal niet het racistische land dat de antipropaganda ons afschildert.’ ‘Ja, er ís het tragische geval van Steve Biko geweest, zonder twijfel gestorven na politiegeweld. Het feit dat men zo op dat geval is gesprongen bewijst op zichzelf reeds dat ze niet talrijk zijn.’ ‘Uitzonderingen daar gelaten heerst in Zuid-Afrika rust en zijn de verhoudingen van blank en zwart betrekkelijk goed. Al die kritiek in de wereldpers schijnt de zwarte niet bovenmate te beïnvloeden. Wezenlijk gelooft hij wat de blanke gelooft. Dat men het op zijn land heeft gemunt, want hij voelt even patriottisch als de blanke, en dat men hem slechts gebruikt als voorwendsel.’ ‘Om al de redenen waarvoor de Sovjet-Unie Zuid-Afrika wil uitschakelen, zou het Westen Zuid-Afrika moeten steunen.’ ‘Uitzonderingen niet te na gesproken werd de zwarte nooit slecht behandeld.’

Tot slot: ‘Wat de meeste blanken bedoelen onder Apartheid — parallelle ontwikkeling of pluralisme — is niets anders dan dat elk volk zijn eigen onafhankelijkheid krijgt om zijn eigen identiteit te ontwikkelen. Het is volksnationalisme. Zij hebben de zwarte volkeren doelbewust deze volksnationale idee geschonken. Alle zwarte cultuuruitingen — dansen, liederen en zo meer — werden door de blanken sinds lang op film of band opgenomen.’ Wie durft beweren dat deze denkbeelden uit 1980 vandaag de dag geen enkele weerklank meer vinden?

 

****


Ik begon mijn lezing met een simplistische maar onthullende vergelijking tussen Nederland en Vlaanderen, voor wat betreft het aantal straten en pleinen die vernoemd zijn naar Nelson Mandela. Antwerpen, zusterstad van Kaapstad en eeuwige doorvoerhaven van Zuid-Afrikaanse waar, ook ten tijde van de boycots, telt er niet één. Het zij zo. Ik hoop op iets fundamentelers dan een paar straatnamen: awareness. Kennis en nuchter besef. Het tegendeel van feiten wegmoffelen door er collectief over te blijven zwijgen. De eeuwige Vlaamse omerta die Hugo Claus al zo treffend beschreef in Het verdriet van België.

Ik hoop dat de journalisten en hun diensthoofden op de VRT eindelijk ingaan op de vraag die ik al meermaals op hun buis heb gesteld. Klopt het dat voorganger BRT in 1976 het Apartheidsregime — oh ironie! — kleurentv is gaan leren maken? Ondenkbaar is dat niet. Ook de toenmalige administrateur-generaal Paul Vandenbussche was een prominent lid van, u raadt het, Protea. Zo ja: wie waren die journalisten, is er een weerslag van hun ervaringen? Klopt het dat ze na drie maanden in plaats van na zes maanden al zijn teruggekeerd? Omdat ze door de uprisings in Soweto waren gedegouteerd of omdat ze zich misbruikt voelden door het regime. Voor Hektor Pieterson, de gedode jongen die ik eerder vermeldde, staat in Johannesburg een afzonderlijk museum, niet ver van het indrukwekkende Apartheidsmuseum. In beide gebouwen zijn oude televisiebeelden te zien. In beide gevallen denk ik, ook maar een Vlaming onder de Vlamingen: ‘Hingen die van ons er tussen, ja of nee?’ En waarom weten we dat nog altijd niet met zekerheid?

 En jazeker, lààt ons ook in alle openheid eens discussiëren over de erfenis van ‘Tata Madiba’, en de corrupte handen waarin zijn droom is terechtgekomen. Huidig president Jacob Zuma bezit geen grein morele statuur meer. Het ANC is onder zijn desastreus beleid finaal van een bevrijdingsbeweging veranderd in een aderverkalkte, aan de top corrupte machtspartij, die terecht electoraal terrein verliest. Mij gaat dat nog niet snel genoeg — maar ik heb daar niets over in de pap te brokkelen. Ik heb nooit onder Apartheid moeten leven, dus ik weet niets af van de dankbaarheid die veel van mijn zwarte vrienden blijvend voelen voor de partij, terwijl ze vloeken op haar huidige leiders en hopen op betere, binnenkort.

En ja, er is goddank tegenwoordig steeds meer kritiek op Mandela, zeker vanwege de jonge gasten, de vele journalisten en intellectuelen die geen blad voor de mond nemen. Mandela’s heiligenstatus en zijn Walt Disney-achtige aaibaarheid als pluchen verzoenings-Teddy-beer met de brede glimlach en het grijze kroeshaar, brokkelen eindelijk af en maakt plaats voor een veel realistischer beoordeling van de politicus Mandela, die fouten hééft gemaakt. De keerzijde is dan weer dat de top van het huidige ANC ontdekt heeft hoe het zijn eigen falen kan verdoezelen: alles is allemaal de schuld van Mandela!

Het kunnen niet altijd de Vlaamse Sossen zijn.

En jazeker, het ANC is eigenlijk een kartel, en in dat kartel zit behalve een kolossale vakbond ook een echte, hoewel steeds kleinere, communistische partij. Maar kunnen we daar alsjeblieft eens wat minder simplistisch over doen? Bij de recente dood van Fidel Castro kwam er van alles over de man op tafel te liggen, vooral à charge en een beetje à décharge. Ik begrijp dat, ik heb ooit Cuba bezocht, lang genoeg om te weten dat ik het daar geen jaar zou uitvogelen zonder in de bak vliegen. Al heeft dat niets te maken met de nonsens die Gwendolyn Rutten vertelt over homo’s, Cubanen zijn in die regio juist de meest verdraagzamen. En akkoord, als links-liberaal en Alfa Romeo-fanaat ben ik uiteraard geen fan van ál te veel communisten in de buurt, maar vele zwarten in Zuid-Afrika spreken over de Cubanen zoals mijn ouders en grootouders spraken over Canadezen: bevrijders!

Nergens heb ik dat hier in de gazetten gelezen, na de dood van Castro. Cuba steunde de strijd tegen Apartheid met vijfendertigduizend soldaten. Zij forceerden in Angola de eerste grote nederlaag van het Zuid-Afrikaanse leger tijdens Operación Carlota. Jazeker, allemaal in het kader van de Koude Oorlog, met wreedheden over en weer — maar wat deden wíj? Wie van ons durft  nu oog in oog te staan met zwarte Zuid-Afrikanen, om te herhalen wat er in diezelfde periode bij  ons werd geschreven en verdedigd in Zondebok Zuid-Afrika?

En ja, absoluut: het ANC heeft onder leiding van Mandela een aantal aanslagen gepleegd en gratuit geweld gebruikt. Net zoals Winston Churchill in menige kolonie, of nationalistische IRA-kopstukken als Martin McGuinness in Ierland, of zionisten in Israël zoals de latere premier Menachem Begin, al wordt hún dat hier te lande heel wat minder aangerekend. Maar pas op, ik wil daar niet kwezelachtig over doen. Ik vind dat er veel te snel wordt verwezen naar het ANC om te concluderen dat een gerechtvaardigde bevrijdingsbeweging zomaar het recht bezit om wát voor geweld dan ook aan te wenden. De gewapende vleugel van het ANC — ‘Umkhonto we Sizwe’ — heeft zich in de Waarheids- en Verzoeningscommissie, geleid door aartsbisschop Desmond Tutu, juist knarsetandend de levieten moeten laten lezen over hun aanslagen, met soms onnodige en onschuldige slachtoffers. ‘A just cause can never be defended with unjust means.’

De betrokkenen moesten eerst hun schuld erkennen, alvorens ze amnestie konden krijgen. Dat is ook niet altijd overal ter wereld zo geweest, nietwaar?

En over die Waarheids- en Verzoeningcommissie gesproken, waarover hier nog altijd zoveel scepsis bestaat: waarom zijn wij Vlamingen daar niet juist apetrots op? Waarom weet bijna niemand meer dat de Vlaamse regering heeft betaald voor zowel de apparatuur — van microfoons tot koptelefoons — als de opleiding van de tolken in Antwerpen?

Ik heb in 1995 die jonge gasten en meiden mogen ontmoeten in de tolkenschool. Ik heb voor ze mogen koken en ik heb ze bij hun vertrek geluk en sterkte kunnen toewensen. Zij vormden de acteurs van de indrukwekkendste beelden die ik ooit op de Zuid-Afrikaanse tv heb gezien — of de BRT daar nu iets mee te maken had of niet. Theologen van Stellenbosch die pardon komen vragen omdat ze hun Bijbelkennis hadden ingezet om ook een religieuze legitimering te leveren voor rassenscheiding en staatsgeweld. Of een van die tolkenmeisjes — zo’n lekker mollige jonge Mamma Africa — die onverantwoord lang de gruwelijke getuigenissen blíjft vertalen van de Engels-onkundige moeders van slachtoffers. Haar stem perfect professioneel en onbewogen, maar haar wangen lekkend van de tranen en het kleed om haar pronte boezem helemaal doorweekt. En nóg bleef dat kind vertalen, uit trots en plichtsbesef. Omdat zwarte talen voor het eerst eindelijk móchten klinken op tv en móchten aanklagen, landelijk verspreid... Hoe zouden uitgerekend Vlamingen, met hún geschiedenis en hún in aanvang zo terechte strijd, daar niet trots op kunnen zijn?


****


Op dit moment hangt niet alleen in de Amsterdamse stadsschouwburg een foto van de pas bevrijde Mandela, die daar in 1990 een overvol en feestend Leidseplein stond toe te zwaaien. Ze hangt ook op een gevel van het Rijksmuseum. Daar loopt sinds kort een behoorlijk confronterende tentoonstelling over de band van Nederland met Zuid-Afrika, sinds de landing van Jan van Riebeeck op het Kaapse strand met zijn schip De Drommedaris, in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. In het Nationaal Archief van Den Haag loopt tegelijk een expo over deze ‘eerste multinational ter wereld’, met lezingen die de Nederlandse slavenhandel en het koloniale geweld niet uit de weg gaan.

In Parijs loopt een tentoonstelling waarin het Franse kolonialisme onder een kritische loep wordt genomen. Gezien het onderwerp bepaald geen kleine expo. Ook in Berlijn zoomt een tentoonstelling met tal van publicaties in op een sinister stuk vaderlandse geschiedenis. De lang ontkende genocide in het huidige Namibië, waarbij tachtigduizend Nama en Herrero werden omgebracht, alweer een decimering. Een bijzondere focus ligt daar op de rassentheorieën die ginds al werden gehanteerd en omgezet in macabere daden, als generale repetitie voor het latere drama van de Holocaust in het hart van Europa.

 Ik wens ons bijgevolg niet per se andere straatnamen toe. Ik wens ons, Vlamingen én Antwerpenaren, straks in ons vernieuwde Paleis van Schone Kunsten eerst een spetterende Rubenstentoonstelling toe. En pal daarna: een interactieve expo over óns verleden in den vreemde. Een expo in lef en openheid kan concurreren met alle andere wereldsteden.

Want als wij inmiddels — in het opbod van propere xenofobie van de laatste weken — al aan kinderen met slechts één Belgische ouder een examen durven opdringen om te controleren of zij eigenlijk wel weten wat het betekent om Belg en Vlaming te zíjn? Dan is het misschien niet slecht dat we dat eerst zelf eens fatsoenlijk leren uitvlooien.

TL